Ze werden bevraagd over hun motieven voor lokaal energiebeleid en mogelijke uitwerkingen daarvan in de praktijk.

Gespreksonderwerpen waren onder meer:

  • De nadelen van enkel buitenlandse investeringen in bijvoorbeeld zonnepark-projecten;
  • De manier waarop rendementen van projecten bij alle inwoners terecht kunnen komen, niet alleen bij de mensen met een wat dikkere portemonnee;
  • Andere lokale projecten (zoals met biogas);
  • Ervaringen elders (zie: om | nieuwe energie);
  • Variëteit aan doelen en vormen die mogelijk zijn;
  • Voor- en nadelen van coöperaties;
  • Zelf-doen als gemeente of participeren als gemeente;
  • Gebruik van de huidige beschikbare reserves bij de gemeente;
  • Omvang eigen vermogen nodig om vreemd vermogen (b.v. Bank Nederlandse Gemeenten) aan te kunnen trekken.